In sommige gevallen slaagden huurders erin met de betrokken verhuurders afspraken te maken over uitstel of een korting op de huur. In veel gevallen zijn er ook procedures aangespannen tegen onwelwillende verhuurders, welke nog niet tot uitsluiting hebben geleid.
De voorzichtige lijn die tot dusver zichtbaar werd, is dat huurders en verhuurders de coronagevolgen voor wat betreft de huurbetalingen, fiftyfifty zouden moeten delen. Daarbij speelt als leidraad dat de hoogte van de eventuele korting afhankelijk is van het geleden omzetverlies van de betrokken retailer. De verwachting is dat de Hoge Raad na de zomer met kaders komt voor de wijze waarop de huurkorting als gevolg van corona zou moeten worden aangevlogen.
In afwachting daarvan corrigeerde de kantonrechter in Rotterdam in een door een grote winkelketen aangespannen vergelijkbaar huurgeschil, dat bij het bepalen van het de hoogte van het omzetverlies van de fysieke winkels ook rekening zou moeten worden gehouden met de omzet gerealiseerd via de webwinkel van dezelfde keten. Het zal niet verbazen dat door de sluiting van de fysieke winkels de online verkopen van de bijbehorende webwinkels enorm zijn gestegen. Op zich niet een onredelijke gedachte. Vraag daarbij is wel of alle omzetstijging via de webwinkel het gevolg is van de verlegde koopgedrag of het gevolg is van een andere oorzaak. Bijvoorbeeld recente autonome investeringen, die los staan van de pandemie? Opmerkelijk is dat de Kantonrechter ook rekening lijkt te willen houden met webwinkel omzet die gerealiseerd is in een andere separate vennootschap, die in casu weliswaar wel tot hetzelfde concern behoorde.
Het is nog wachten op het eindvonnis in deze kwestie. De kantonrechter wacht op de verzochte omzetinformatie. Wordt vervolgd.