Uit een recente uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam blijkt dat het antwoord op de vraag of sprake is van verzekeringsplicht ingewikkeld is bij holdingstructuren. Vaak wordt dan tussen de holding en de dochtervennootschap een zogenoemde managementovereenkomst gesloten op basis waarvan de DGA als bestuurder gaat functioneren van de dochtervennootschap.
In een dergelijke situatie lijkt geen sprake van sociale verzekeringsplicht. De DGA kwalificeert immers als zodanig ten aanzien van zijn relatie met de persoonlijke holding. Met de dochtervennootschap is hij niet zelf een relatie aangegaan, maar bestaat deze tussen de holding en de dochtervennootschap.
Het hof gaat in die zaak echter na of de tussen de holding en de dochtervennootschap gesloten managementovereenkomst als arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt. Het hof doet dat door na te gaan of in de relatie tussen de DGA en de dochtervennootschap wordt voldaan aan de volgende criteria:
- Er wordt loon betaald.
- De werknemer (lees: DGA) moet de arbeid persoonlijk verrichten.
- Er is sprake van een gezagsverhouding.
In bovenstaande casus oordeelde het hof dat aan deze criteria werd voldaan. De bestuurders waren “vanwege hun persoonlijke kwaliteiten, visie en ideeën” onmisbaar binnen de BV. Verder was er een gezagsverhouding omdat de bestuurders hun werk deden onder het gezag van de algemene vergadering van aandeelhouders.
Om het overzichtelijk te maken, een handig stroomschema als hulpmiddel bij het bepalen of sprake is van verzekeringsplicht.
.
